De Leliaards en de Klauwaards in de Guldensporenslag

Dit artikel was een dossieropdracht voor het vak Vlaamse letterkunde. Ik weet niet eens meer wat de precieze opdracht was, maar ik denk dat het erom ging om de tegenstellingen tussen Fransen en Vlamingen te laten zien in de Guldensporenslag (versie Hendrik Conscience).

—-

De Guldensporenslag in 1302, de val van Antwerpen in 1585 en de onafhankelijkheid van België in 1830. Het zijn stuk voor stuk momenten die voor een historicus een belangrijk punt in de Belgische geschiedenis markeren. Wanneer een literatuurwetenschapper hetzelfde zou doen en boeken zou moeten noemen die een impact hebben gehad op het Belgische volk, dan zou hij zonder twijfel De leeuw van Vlaanderen (1838) noemen van Hendrik Conscience (1812-1883). Deze historische roman verhaalt over de zeer geromantiseerde strijd van de Franse adel en Vlaamse aristocraten tegen de Vlaamse boeren en ambachtslieden in een gigantisch gevecht dat vlak buiten Kortrijk plaatsvond. ‘Conscience gebruikte het middeleeuwse thema om de Vlaming van het in 1830 onafhankelijk geworden België te emanciperen, door zich te verzetten tegen de suprematie van hun Franse landgenoten, de Walen.’ Met De leeuw van Vlaanderen wilde Conscience dus een zelfbewustzijn kweken bij de Vlamingen. Het ‘verfransingsproces’ dat in 1830 van start ging, was niet iets waar de Vlamingen zich zomaar bij neer moesten leggen. Net als in 1302 moeten ze opstaan tegen de Franse overheersing, al ging het in 1838 dan om de Walen en niet de Fransen zelf. Toch zou het nog tot 1898 duren tot België officieel tweetalig werd.

Om de verdeeldheid tussen het Franse volk en leger tegenover het Vlaamse volk en leger te laten zien, maakt Conscience gebruik van twee tegenstellingen. In dit essay zal ik laten zien welk beeld Conscience geeft van het Vlaamse volk, onderverdeeld in Leliaards en Klauwaards en het Franse tegenover het Vlaamse leger. Daarbij is het soms lastig om een onderscheid te maken tussen volk en leger. De Bruggelingen, die hun stad vrij hebben gemaakt van Fransen, zullen later ook vechten in de Guldensporenslag bijvoorbeeld.

De Leliaards en Klauwaards

Omdat de Leliaards zich hebben aangesloten bij de Fransen is het logisch dat Conscience deze groep in een kwaad daglicht zet. De schrijver wil immers laten zien hoe onderdrukt de Vlamingen waren en wat voor wrede daden de Fransen begingen. Hij vertelt hoe een Leliaard als Brakels zich aansluit bij de Fransen en hoe zijn collega-wevers hem zien. Als Brakels het in een vergadering op lijkt te nemen voor de wethouders (en dus de Leliaards), wordt hij ontmaskerd, uit de groep gegooid en weggestuurd. Conscience laat zien hoe hij zich tegen de Vlamingen keert. Zo was het dankzij Brakels dat de Franse soldeniers in het huis van Maria van Nieuwland konden binnenkomen. Later probeert hij, verkleed als zanger, de Klauwaards te bespioneren. Het wordt zijn dood.

Toch probeert Conscience nog enigszins een verklaring te geven voor het gedrag van de Leliaards als hij uitlegt wie de twee groepen zijn. Hij schrijft: ‘De meesten edelen en bewindhebbers hadden zich in alle gelegenheden voor het Frans Bestuur verklaard, en kregen daarom de naam Leliaards, als zijnde het leliewapen van Frankrijk toegedaan.’ De schrijver legt vervolgens uit dat de meeste edelheren verarmd waren. Daarom moesten zij hun rechten op steden en heerlijkheden verkopen aan burgers en ze meer vrijheid en privileges geven. De ambachten en burgers bloeiden op en stelden dekens aan. De welvaart werd steeds groter en de edelen wilden hun macht terug. De steden hadden nu echter genoeg geld voor een eigen leger. Daarom sloten de edelen zich aan bij Philippe le Bel, in de hoop dat hij de gemeenten omver zou werpen en de edelen hun rechten terug zouden krijgen. Zij waren dan ook blij met de ‘gijzeling’ van de graaf en zijn trouwe edelen.

Het volk was echter dol op graaf Gwyde en vernam zijn gevangenneming met grote verslagenheid. Dit waren de Klauwaards, naar de klauw van de Leeuw van Vlaanderen. Zij zagen het liefst een onafhankelijk land. Het is dan ook geen wonder dat de Vlaamse bevolking koning Philippe le Bel en koningin Johanna van Navarra nogal koeltjes ontving. ‘Al de Burgers bleven beweegloos staan, zonder een bewijs van eerbied of vreugde te geven.’ Alleen de Leliaards juichten voor het paar. Om de burgers te straffen wordt er een zware belasting geheven. Als de wevers hierover bijeenkomen, spreekt hun deken (leider) Deconinck over ‘het eerste stuk van het slavenjuk dat men ons op de nek wil drukken.’

De Vlaamse burgers hebben het inderdaad niet gemakkelijk met de Franse overheersing. ‘De ambachtslieden zagen met smart en innige wraaklust op de ondergang hunner welvaart; doch de maatregelen, die de Fransen genomen hadden, waren voor alsdan streng genoeg om hun woede in te houden.’ Toch barst uiteindelijk de bom als de Fransen de stad Brugge innemen. ‘Alhoewel het nog duister nacht was, kon men echter aan de duizenden stemmen, die zich bruisend mengden, wel herkennen dat een ontelbaar gevaarte stad ontvlood.’ Als de vijand verslagen is, keren de bewoners terug naar hun stad. Hun vreugde is groot en een kreet als ‘Heil! Heil de blauwe Leeuw’ is op straat te horen. Er wordt feest gevierd en wijn uitgedeeld. Ook als de Bruggelingen op weg gaan om Kortrijk te hulp te schieten, worden ze als broeders ontvangen. De Kortrijkers deelden hun eten rijkelijk en hielpen afgematte vrouwen en kinderen. Kortom: het Vlaamse volk is een met elkaar. Het probeert op allerlei manieren de Fransen tegen te werken, soms subtiel door het verbergen van levensmiddelen en soms heel direct. Denk maar aan de kleine Breydel die zijn moeder en zuster wil verdedigen tegenover Franse soldeniers.

Het Franse volk?

Omdat het verhaal zich grotendeels in Vlaanderen afspeelt, wordt er maar weinig verteld over het Franse volk. Pas als duidelijk wordt dat 7000 Fransen zijn omgekomen en er een oproep wordt gedaan op de leenmannen om deze schande te wreken, besluiten uit allerlei delen van Frankrijk leenheren met gewapende laten zich te melden voor krijgsdienst.

Het dappere Vlaamse leger

Het Franse leger is edel, dapper en bereid om te vechten en te sterven uit liefde voor het Vaderland. De vijand is de Franse overheerser. Vechten is voor Jan Breydel, de aanvoerder van de beenhouwers of maeceliers, geen probleem. Hij verheugt zich juist op de strijd. Breydel staat centraal voor de heldenmoed en kracht. Hij laat zich bijvoorbeeld uitdagen door een Franse soldenier, weet deze te verslaan en ontsnapt ook nog eens als hij om deze daad gevangen wordt genomen. De deken van de wevers, Deconinck is sluw en berekenend. Hij geeft de stad Brugge over, maar wel onder bepaalde voorwaarden. Beide geven alles en willen zelfs hun leven geven voor Vlaanderen, hun land. En daarin staan zij niet alleen. Dat het Vlaamse volk ontembaar is, wordt ook landvoogd De Chantillon pijnlijk duidelijk. ‘[I]n sommige plaatsen, als in Brugge, werden de dienaren van Koning Philippe le Bel zowel bedektelijk als bij klare dag om hals gebracht.’

Als de Bruggelingen naar Kortrijk vertrekken, juichen zij en roepen ze strijdleuzen. ‘En dan bewogen en wrongen zij hun wapens alsof de vijand reeds voor hen geweest ware.’ Het lijkt erop dat ze moedig en bereid tot vechten zijn. Later spreken ook Gwyde en Jan Borluut hierover: ‘onze mannen zijn van al te goede wil’. Meer edelen bleven trouw aan graaf Gwyde dan te zijn overgelopen naar de vijand. In hoofdstuk 21 wordt uitgebreid besproken welke steden en edelen naar Kortrijk kwamen om te strijden tegen de Fransen.

Edelmoedig of niet?

Er wordt gesuggereerd dat de Vlamingen ‘echte’ en edelmoedige ridders zijn. Conscience beschrijft hoe een zwarte ridder, Robrecht van Bethune, ziet dat een jonkvrouw tegen haar wil door Fransen wordt vastgehouden. Hij verklaart zich haar kamper en redt haar uit de handen van zes Franse ruiters. Hij wordt niet voor niets de Leeuw van Vlaanderen genoemd. Als hij bij de slag bij Kortrijk opduikt in harnas en al, wordt hij de Gulden Ridder genoemd en gezien als Sint Joris. Zijn strijdlust krijgt mythische proporties. En tijdens het gevecht brengt Jan Borluut een dappere Fransman in veiligheid.

Toch zijn de Vlamingen niet altijd edelmoedig en dapper. Zo vermoorden ze vele Fransen in de vroege ochtend, terwijl deze nog in bed liggen. En ook tonen ze geen genade, omdat de Fransen ook geen genade hebben getoond. De vijand achtervolgen ze wel, maar alleen als deze al verslagen blijkt te zijn. En wreed zijn ze ook tegen verraders, zoals Jan Brakel die door het leger op gruwelijke wijze wordt vermoord. Nietsontziend zijn ze tegen andere verraders, zelfs als zij berouw tonen.

De wreedheid van het Franse leger

De haat van het Vlaamse volk en leger (met uitzondering van de Leliaards) is gericht tegen het Franse leger. Dit Franse leger is ontzettend wreed, zo benadrukt Conscience in zijn roman. Na de overgave van Brugge werd De Mortenay stadsvoogd en zijn soldaten plaagden de burgers en begingen allerlei misdrijven. Later zou het nog erger worden en zouden zij de Klauwaards als slaven mishandelen. ‘[Z]ij ontroofden vrijelijk alles wat hun beliefde, haalden de waren met geweld uit de winkels, en betaalden dezelve met scheldwoorden en lasteringen.’ De Vlamingen lieten het hier niet bij zitten en verborgen hun levensmiddelen. Vervolgens worden veertig Klauwaards opgehangen. Later, als het Franse leger bij Rijssel ligt gekwartierd, zullen ze het land plunderen, roven en vernielen.

De Fransen zijn ook wreed als ze met elkaar over de Vlamingen spreken. Zo zegt een soldenier: ‘De Klauwaards beginnen weder te morren en te muiten; dit is voor ons een goed teken, want na het onweder vallen de vrouwen immers in onze buit?’ Later proberen ze de zuster van Jan Breydel te schaken en vermoorden ze zijn moeder. De oude vrouw weet nog net haar dochter te doden met een mes. Ze zag nog liever haar dochter dood dan onteerd door de Fransen. Haar (zelf)opoffering en eerbehoud is een schril contrast met de wrede praktijken van de vijand.

Dat het Franse leger zo is, mag geen wonder heten. Hun koningin Johanna van Navarra is onberekenbaar en wreed. Zij laat graaf Gwyde en zijn edelen oppakken, net zoals ze eerder al Gwyde’s dochter Philippa gevangen heeft genomen. Zij heeft Philippa laten ombrengen. Bovendien sprak Johanna de wraakzuchtige woorden: ‘[D]at men de borsten van al de Vlaamse zeugen afsnijden en al haar biggen met het zwaart doorspeten zou, en dat men de honden van Vlaanderen zou doodslaan; de honden van Vlaanderen waren de dappere mannen, die met het staal in de vuist voor het Vaderland strijden zouden.’ Conscience omschrijft deze woorden, nog wel gesproken door een vrouw, als schandelijk.

Toch zijn niet alle Fransen slecht. Charles de Valois wil dat graaf Gwyde gaat praten met koning Philippe le Bel en geeft hem een vrijgeleide. En Philippe le Bel was een edelmoedig vorst en een goede ridder. ‘Nu vormde hij de innigste wensen voor de welvaart van Vlaanderen; maar wat kon het baten, mits Johanna van Navarra er reeds anders over beschikt had?’ Ook de gevangenbewaarder van Robrecht van Bethune is hem goedgezind: ‘De Kastelein van Bourges wil hem op zijn erewoord, voor enige tijd in vrijheid stellen; maar een trouwe en liefderijke onderdaad, moet zich in zijn plaats laten kerkeren.’ Maar alle goede karakters zijn gebonden: De Valois aan het vorstelijk paar, Philippe le Bel aan zijn vrouw en de kastelein aan het Franse leger.

Tijdens de strijd bij Kortrijk vechten de Fransen dapper, maar toch net iets minder dapper en goed dan de Vlamingen. Opvallend, want de Fransen zijn met 62.000 man in de meerderheid. Conscience zet het leger van de vijand in een wat sukkelig daglicht met acties als deze: ‘De Franse ruiters konen zich in de modderige grond niet staande houden; zij vielen de ene over de andere, en doodden elkander in de val.’ Guy de St.-Pol probeert tijdens het gevecht te vluchten. De laffe ridder wordt echter ingehaald door de Vlamingen.

Tot slot

Het moge duidelijk zijn dat Conscience zijn helden, de Vlamingen, zo positief mogelijk heeft willen weergeven en de vijand vooral neerzet als een wrede onderdrukker. Zoals Jos Martens schreef: ‘De ‘goeden’ zijn zo verschrikkelijk nobel en de ‘slechten’ zo zwart als bij een Abel spel.’ Vermeylen omschrijft het als volgt: ‘Wat de auteur blijkbaar voor alles wilde uitbeelden, waren de beslissende fasen van de heroïsche vrijheidsstrijd van een volk, tot op zekere hoogte verlevendigd en gepersonaliseerd door het optreden van enkele, overwegend historische figuren; de eigenlijke held van zijn boek is derhalve veeleer het Vlaamse volk zelf’. Martens sluit zijn betoog af met een interessante opmerking over de impact van het boek. ‘Er is veel kans dat wij zonder de Leeuw nu met zijn allen Frans spraken met een zwaar accent, net zoals de Ieren Engels.’

Advertentie

Over Nicole Cordewener

Mijn naam is Nicole Cordewener en dit is mijn digitale portfolio.
Dit bericht werd geplaatst in Literair. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s